Welk voorleesboek je kiest hangt natuurlijk af van de leeftijd van je kind. Een baby voorlezen draait niet om het verhaal. Je baby luistert naar jouw stem, de klanken, het ritme, de emotie in je woorden. Voorlezen of vertellen, zingen of rijmen: je baby vindt het allemaal prachtig!

Je dreumes (1-2 jaar) ontdekt graag met zijn vingers: stevige bladzijden, boekjes met flappen en voelboekjes zijn dan leuk. Peuters (2-4 jaar) gaan al echt op in een verhaal. Mooie prenten zijn favoriet. Daar kun je samen ook een spannend verhaal bij bedenken! Probeer maar eens met het prentenboek ‘Monkie’ van Dieter Schubert of de prentenboeken van Charlotte Dematons.

Voor kleuters (4-6 jaar) wordt het verhaal steeds belangrijker. Boekjes op onderwerp, zoals aankleden of op het potje gaan, kun je goed gebruiken om je kind voor te bereiden. Ineens is het potje leuk!

“Die!”, roept je kind vrolijk. Met een ingehouden zucht pak je het boekje van de plank. Het boekje dat je gisteren ook al voorlas. En de dag daarvoor….

Jonge kinderen houden van herhaling. Geen zorgen; daar leert je kind juist heel veel van! Voor jou als volwassene is het verhaal inmiddels gesneden koek. Maar je kind legt elke keer nieuwe verbanden.

Hoe lang lees je voor?
Voorlezen hoeft niet lang te duren. Een baby heeft genoeg aan een paar minuten en je dreumes is na één boekje wel klaar. Veel peuters en kleuters kunnen juist eindeloos aan je lippen hangen!

Voelt het alsof je tegen de muur praat? Soms zijn kinderen tijdens het voorlezen met hele andere dingen bezig. Meestal pikken ze dan toch de klanken en woorden op. Bied elke dag een voorleesmoment aan en kijk per keer wanneer het ‘genoeg’ is.

Ouders maken zich weleens zorgen dat ze geen ‘stemmetjes’ kunnen. Maar voorlezen is veel meer dan dat. Het gaat om je houding, om de emotie in je stem, om de interactie met je kind. De fantasie van je kind doet de rest. Daar hoef jij geen enge heks voor te worden!

Een paar voorleestips:

• Lees het verhaal eerst zelf door, zodat je je straks goed kunt inleven
• Praat duidelijk
• Wissel af tussen snel, langzaam, hard en zacht voorlezen
• Betrek je kind bij het verhaal. Stel vragen, laat aanwijzen of zinnen afmaken
• Met een vast voorleesmoment kom je in een dagelijks ritme